Souffriau Hector

Naar: overzicht van alle auteurs

Curriculum vitae

Hector Souffriau werd geboren op 07.07.1887 te Aaigem (Oost-Vlaanderen), een klein dorp in de buurt van Aalst. Zijn ouders waren kleine boeren. Zijn vader was Gustaaf Souffriau, zijn moeder was Maria Catharina Van der Haegen. Hector had drie zussen, waarvan de eerstgeborene – Maria Victorina – als baby overleed. De tweede en derde zus waren respectievelijk Irma en “Clémence-die-Maria-genoemd-werd”.

Hector doorliep de lagere school in Aaigem en elk weekend volgde hij de “leering”, (catechese) gegeven door de plaatselijke pastoor. Hector verloor op 12-jarige leeftijd zijn vader als gevolg van een appendicitis. Vader overleed te Aaigem op 16.05.1900.

Na de dood van Hectors vader hertrouwde zijn moeder Catharina met een oudere weduwnaar met zeven kinderen, die “de fles liefhad”. Hector was daar niet mee opgezet en ging wonen bij een broer van zijn vader, de ongehuwde oom – en kleine boer – Franciscus Souffriau.

Het was bij die vrekkige oom dat Hector opgemerkt werd door de plaatselijke pastoor. Die zag wat in Hector: een schrandere en leergierige knaap die zeker moest studeren ofwel een betrekking zoeken bij de rijkswacht of in het leger: daar was immers stabiliteit en werkzekerheid en hij kon er promotie maken.

Hector werkte ook bij andere boeren voor 1 frank per dag. In de oogsttijd trok hij zoals zo vele Vlaamse seizoenarbeiders naar Noord-Frankrijk om te helpen bij de bietenoogst. Uit interesse leerde hij ‘s avonds bij kaarslicht Frans en maakte zijn aantekeningen op het inpakpapier van de beenhouwer, want zijn oom Franciscus was, zoals reeds gezegd, “eerder spaarzaam”. Het was de tijd van priester Daens in Aalst en Anseele in Gent, de stichter van de socialistische partij.
“Mijn vader (Hector) heeft vaak gezegd “dat de socialisten opgekomen zijn omdat de katholieken niets deden voor de arbeiders”, aldus zoon Julien.

Toen Hector 18 jaar werd, moest hij naar de jaarlijkse “loting” voor het leger en hij trok een hoog nummer, wat betekende: “vrij van dienst”. Doch Hector verkocht zijn vrijstelling voor 5.000 frank en twee fietsen, en trok naar “de A.B.L.” (Armée belge – Belgisch Leger) met de uitdrukkelijke wens bij het “paardenvolk” (de cavalerie) ingedeeld te worden. (Op vele foto’s zien we Hector als fiere ruiter.)

Op 24.09.1907 engageerde Hector Souffriau zich als “vrijwilliger met premie”, voor een legerdienst van vier jaar, die aanving op 01.10.1907. Hij werd ingedeeld bij het 3de regiment lansiers (dus “bij het paardenvolk”) in het Kamp van Beverlo te Leopoldsburg. Pas na die vier jaar legerdienst ging hij in 1911 over naar de gendarmerie. Daar was hij afwisselend “te voet, per fiets of te paard”.

De militaire dienstplicht voor de cavaleristen was toen vier jaar in plaats van de drie jaar bij de andere “wapens”.

Bij de gendarmerie kreeg hij mits betaling een paard en dat mocht hij niet zelf kiezen. Het paard dat hem toegewezen werd – hij noemde het “Jules” – was een lelijk en mager scharminkel. Zodra Hector alleen was met zijn paard, gaf hij het uit pure frustratie een venijnige trap onder de buik. Doch al vlug bleek Jules een slim en sterk dier te zijn en Hector “verduisterde” extra haver en brood voor Jules, en op korte tijd was het dier in prima gezondheid.

In de eerste dagen van de oorlog werd hun peloton van ongeveer 30 gendarmen ingesloten door de Duitsers, maar zij braken door de omsingeling. Slechts enkelen slaagden daarin, dezelfden die later de ganse oorlog overleefd hebben.

Jules – zijn paard – ging bij een aanval van de Duitsers in de gracht liggen om zich te beschermen. Hij heeft ook vaak gezegd dat aan het IJzerfront de bevelen in het Frans gegeven werden en dat daardoor veel Vlaamse soldaten gesneuveld zijn omdat zij de bevelen en waarschuwingen niet begrepen. Later in de oorlog (1914-1918) toonde Jules dat hij beter en sneller was dan de Duitse paarden en Hector werd steeds aangeduid om tot aan de Duitse linies te gaan verkennen.

Na de oorlog werd Hector samen met vier andere rijkswachters naar het bezette Rijnland gestuurd, in de streek Monschau-Schleiden. (in de Eiffel). Ze moesten er toezicht uitoefenen op 78 gemeenten. Na de oorlog en de bezetting van het Rijnland, is Hector gendarm geweest in brigades van verschillende steden en dorpen in West-Vlaanderen.

Hector is ook tolk-vertaler geweest bij de rechtbank van Luik. Hij heeft ook meermaals verteld dat zijn oversten hem aanmoedigden om deel te nemen aan het examen voor officier. Zijn commandant zegde echter dat het voor Hector niet mogelijk was om te slagen in dat examen, omdat hij niet “gestudeerd” had. Hector heeft toch het examen afgelegd, doch schreef bewust grove taalfouten, waardoor hij natuurlijk zakte. (een wat bevreemdende uitleg)

Hector huwde (als gendarm) met Clara Gobien en woonde eerst in Rumbeke. Later bouwde hij een huis in Roeselare. Hij werd op eigen verzoek vrij jong gepensioneerd, namelijk op 01.04.1925. Hij was toen amper 38 jaar en had nog een halve eeuw “te gaan” Tijdens de oorlog had hij een wonde aan het been opgelopen, waardoor zijn benen een ongelijke lengte hadden. Daarvoor werd hem een zekere graad van invaliditeit toegekend. Naast zijn rijkswachtpensioen kreeg hij daarvoor ook een bescheiden invaliditeitsuitkering.

Hector en Clara kregen drie kinderen: Maria, Olga en Julien. (Julien is de voornaamste informatiebron voor dit biografisch hoofdstuk). In de Tweede Wereldoorlog toonde Hector zich zeer verbolgen omdat de Belgische officieren zo snel op de vlucht gingen en niet langer weerstand boden tegen de Duitsers. Hij heeft na de oorlog vaak Engelse soldaten van de bezettingstroepen in huis genomen, hij noemde hen “onze jongens”.

Julien verhaalt verder:
Vader kon goed vertellen, las veel boeken – soms tot laat in de nacht – en was een graag geziene gast als de buren gedurende de Tweede Wereldoorlog ‘s avonds op de grachtberm naast het voetpad zaten te babbelen.

Hector werd dus gepensioneerd “in de fleur van zijn leven”, en kon daarna nog andere werkzaamheden uitoefenen. Zo heeft hij nog enige tijd een koffiebranderij gehad. Hij liet balen koffiebonen overkomen uit Zuid-Amerika en brandde die voor de verkoop in zijn winkel. Wij hadden ook een tamelijk grote tuin en vader kweekte alle groenten zelf. Hij kon metsen en andere klusjes doen. Hij ging ook bij een boer in de buurt helpen bij de oogst.

Magda, echtgenote van Julien, vertelt dat zij ontzag had voor Hector: hij was een imponerende figuur. Hij las ontzettend veel (Courts-Mahler en zo!). Dat een eenvoudige volksjongen zonder scholing op eigen houtje Frans leerde, heeft veel indruk gemaakt op haar.

Hector overleed op 04 juli 1975, drie dagen vóór zijn 88ste verjaardag.

Hector hield tijdens de ganse oorlog “dagboek” met potlood in piepkleine zaknotitieboekjes, hoofdzakelijk in het Frans. Die boekjes vormen de basis van het boek “Een gendarme te paard aan het IJzerfront – oorlogsdagboek van Hector Souffriau.”

Publicaties bij Studium Generale:
Een gendarme te paard aan het IJzerfront