Naar: overzicht van alle auteurs
Jan Baptist Vleugels werd op woensdag 9 juli 1884 in Oevel geboren. Sinds de gemeentefusie van 1977 hoort dit dorp bij de gemeente Westerlo. Zijn ouders waren de landbouwers Henricus Vleugels (°Oevel 2 mei 1838, †Beerse 30 april 1909) en Coleta Ven (°Oevel 7 juli 1841, †Herentals 10 augustus 1923). Vader Henricus hertrouwde na de dood van zijn eerste vrouw (Barbara Van Herck, °Westmeerbeek 20 juni 1837, †Oevel 27 juni 1868). Jan was de jongste uit een groot gezin. In totaal waren er dertien kinderen, waarvan er vijf binnen het jaar stierven. Twee broers woonden in Beerse: Adolphus Jacobus (°Oevel 11 september 1874, †Beerse 3 april 1969) en Petrus Franciscus Josephus (°Oevel 5 juni 1881, †Beerse 27 december 1963).
Jan Vleugels huwde in Herentals op 9 maart 1910 met de weduwe Melanie Elisabeth Verstraeten, een kleine zwartharige foorreizigster. Zij werd in Herentals geboren op 10 april 1876; haar vader was herbergier en houtzager. Op 4 oktober 1895 was Melanie een eerste keer getrouwd, met Petrus Josephus Van Steenwinckel (°Laken 7 december 1873, †Herentals 6 december 1908). Deze werkman en foorkramer stond op de kermissen met een “mallemolen” (draaimolen, carrousel). Uit dit huwelijk werden zeven kinderen geboren: Jan Baptist (°Herentals 28 september 1896, †Antwerpen 7 maart 1918), Lambert (°Herentals 5 april 1898, †Edegem 19 juni 1972), Bernard (°Herentals 1 oktober 1899, +Herentals 29 november 1899), Frans (°Antwerpen 8 juni 1903), Emerence (°Herentals 3 februari 1905), Constant (°Borgerhout 28 april 1906) en Louis (°Herentals 8 september 1908).
Na hun huwelijk had het gezin van Jan Vleugels en Melanie Verstraeten zijn domicilie in de Collegestraat nr. 51 in Herentals. Samen kregen ze vijf kinderen. Hun dochters Augusta (°Herentals, eind december 1911, †Turnhout 10 augustus 1912) en Celina (°Hoogstraten 31 mei 1913, †Rijkevorsel 29 juli 1913) zijn op zeer jonge leeftijd overleden. Amanda Vleugels zag het levenslicht in Herentals op 2 december 1910. In Beerse werd zij gevierd als honderdjarige. Harry Vleugels werd op 6 september 1914 in de Corbeelsstraat (tegenover de H. Hartkerk) in Turnhout geboren. Hij emigreerde eind 1948 naar Brazilië en vertrok korte tijd later naar Argentinië, waar hij op 14 november 1985 gestorven is. Martine kwam als laatste kind, op 9 augustus 1920. Zij verhuisde naar Beringen en overleed in Heusden-Zolder op 26 maart 2001. Ook de kinderen Van Steenwinckel (uit het eerste huwelijk van Melanie) maakten deel uit van het gezin Vleugels. Zo schreef Jan Vleugels in “De rakkers der grenzen” dat zijn drie minderjarige kinderen (twee meisjes en een jongetje) hem in de gevangenis van Turnhout kwamen bezoeken. Dat waren Amanda en Harry Vleugels. Martina was toen nog niet geboren. Het derde kind was Emerence Van Steenwinckel!
Eerste Wereldoorlog
In zijn boek “de Rakkers der grenzen” beschreef Vleugels zichzelf bij het begin van de Eerste Wereldoorlog als een kerel van rond de 30 jaar, een kloekgebouwde man en groot van gestalte. Zijn houding geleek volgens hem op die van een worstelaar. Hij had bruin haar en een licht getinte rosse knevel. Hij was gekleed in een fluwelen pak en droeg een groene vilten hoed. (foto?)
Verbleef hij na de Duitse inval veiligheidshalve in Turnhout, dichtbij de Nederlandse grens? Bleef hij na de kermis in augustus 1914 in Turnhout rondhangen omdat zijn vrouw weldra moest bevallen? In het Turnhoutse bevolkingsregister staat zijn naam nergens vermeld. In “De rakkers der grenzen” schreef Jan over zijn “voorlopig verblijf”. Bedoelde hij daarmee zijn woonwagen? Waarschijnlijk wel! Hierop zou te lezen zijn: “K.R.C.J.V.” (“…Carrousel Jan Vleugels”). Zijn woonwagen stond in Turnhout vlakbij de Goormolen, aan de Steenweg op Oosthoven. In een onbewoond huisje iets verderop stond het dansorgel van de carrousel, waar dezelfde naam op stond.
Door de oorlog was Jan werkloos geworden. De kermis werd verboden. Al in het voorjaar van 1915 was Vleugels, die lak had aan gezag, bij de grens actief. Zijn smokkelnaam luidde “de Vlaming”, een naam die hij gebruikte om zijn betrokkenheid bij het clandestiene werk te verdoezelen. In het begin van de oorlog was Jan een pion in het netwerk van Edith Cavell. Hij bracht Franse en Britse militairen vanuit Turnhout naar Baarle-Nassau. Ook rekruten voor het Belgische leger vergezelden hem daarbij. Tevens bracht hij door de Duitsers verboden internationale brievenpost over de grens. Baarle-Nassau was vanuit Turnhout de dichtstbijzijnde grensplaats. De Vlaming kende er alle smokkelwegen.
In april 1915 werd de Brusselse geleider Victor Michel bij Turnhout gearresteerd. De Vlaming werd verdacht van medeplichtigheid, maar zijn confrontatie met een zus van Michel leverde voor de Duitsers geen bruikbare aanwijzingen op. Maar een paar weken na de arrestatie van Victor Michel werd “de Vlaming” door Duitse soldaten bij de grens betrapt en aangehouden. Gelukkig had hij een bus met petroleum bij zich waardoor de sluwe man erin slaagde de grenswachten op het verkeerde spoor te zetten. Hij hield vol dat hij geen grensgids was, maar dat hij uitsluitend voor eigen gebruik wat brandstof smokkelde. Hij belandde in de cel, achtereenvolgens in de gendarmeries van Weelde en Turnhout. Vervolgens werd hij in de Predikherenkazerne in Antwerpen opgesloten. Na vijf weken werd hij in vrijheid gesteld.
Enkele weken later werd Vleugels opnieuw aangehouden. Een man uit Leuven was tijdens het aan huis bezorgen van illegaal in het land ingevoerde postkaarten betrapt en aangehouden. Hij verklikte Jan Vleugels als zijn leverancier. De Vlaming verdween vijf weken in de (kleine of hulp-?)gevangenis aan de Tiensestraat in Leuven, waar hij verdacht werd van spionage en brievensmokkel.
Na zijn vrijlating (wegens gebrek aan bewijzen) keerde Vleugels naar de omgeving van Turnhout terug. Aan de Belgische kant van de grens verstopte hij zich voortaan in de bossen. Vaak sliep hij gewoon in een stal of in een steenfabriek langs het Kempisch kanaal. Soms vond hij ook onderdak op vaste logeeradressen, bij familie en kennissen. Aan de Nederlandse kant van de grens trok Vleugels met zijn kompanen via Baarle en Alphen naar Tilburg. Hier konden zij zich vrijer bewegen. Ze logeerden in het huidige pand “Noordstraat 107” in Tilburg, destijds hotel-café-restaurant “Groenhuis”. Alphons Adriaenssen-Simons was de eigenaar en zijn beroep was koffiehuishouder. “De dikke baas Alfons” was geboren op 13 oktober 1863 en overleed in dit pand op 4 mei 1937.
Grensgidsen werkten vaak samen in groepjes van drie om vlot de rijksgrens te kunnen passeren. Het werkterrein van het groepje met de Vlaming bevond zich aan beide zijden van de grens, in de regio Ravels Kamp (B), Weelde-Statie (B), Zondereigen (B), Merksplas-Heikant (B), Wortel-kolonie (B), Wortel-Bosuil (B), Castelré (NL), Baarle-Brug (NL), Ghil (NL) en Baarle-Grens (NL). Een enkele keer waren zij actief in Meer-Maxburg (B) en Zundert (NL) of opereerden ze via Arendonk (B), Mol-Postel (B) en Reusel (NL).
Begin april 1916 bestelde Melanie Verstraeten, de vrouw van Jan Vleugels, “den bak” bij schrijnwerker Adriaan Borghs. Dit toestel maakte het mogelijk om op een eenvoudige, veilige en snelle manier de dodendraad te passeren. Dit “passeursraam”, “plooi-“ of “vouwraam” werd naar eigen zeggen bedacht binnen het groepje van Vleugels en de techniek zou al vlug door andere grensgidsen overgenomen worden. Dankzij het toestel kon de Vlaming in het voorjaar van 1916 het brieven smokkelen hervatten. Op drie weken tijd werden maar liefst 150.000 brieven over de grens gebracht. Vleugels maakte toen deel uit van het brievennetwerk “van de mannen van Bouwel”. In de bossen ten oosten van Beerse spraken zij met mekaar af. Eind 1916 nam de Vlaming zijn vrouw mee voorbij de dodendraad. In Nederland vonden zij onderdak in de Tuinstraat in Tilburg, tussen het treinstation en de Heuvelstraat.
In de winter van 1916 op 1917 sneeuwde het veel, waardoor Jan niet aan het werk kon. Het was dan voor de Duitse grenswachten te gemakkelijk om zijn spoor te volgen. Pas half maart 1917 trok Vleugels opnieuw vanuit Tilburg naar Turnhout, om de aan de Duitsers ontsnapte spion “Nemo” (het pseudoniem van de pater jezuïet Vermeiren) (zie Waterschoot. K.M.) naar Nederland over te brengen. Jan Vleugels werd tijdens die wintermaanden opgeroepen om dienst te nemen in het Belgisch leger. De consulaire diensten besloten hem liever aan de grenzen te houden dan hem naar het front te zenden. De Vlaming werkte vanaf dat moment in dienst van het geallieerde leger. Zijn kaart droeg het nummer 173.
In de nacht van 10 op 11 april 1917 werd Jan Vleugels op de Meienbos in Merksplas door spionnen op heterdaad betrapt en gearresteerd. Hij werd met een verbrijzeld linkerbeen naar Turnhout vervoerd. Daarna verbleef hij in Antwerpen, eerst in het lazaret en daarna in de gevangenis aan de Begijnenstraat. In totaal verbleef hij elf weken in Antwerpen, waarna hij voor ondervraging naar de gevangenis van Turnhout werd overgebracht. Intussen probeerde zijn vrouw om de minderjarige kinderen naar Nederland te laten overkomen, wat haar ook lukte. In ’s-Hertogenbosch woonden zij samen in een vluchtelingenkamp.
Meer dan drie maanden verbleef Jan Vleugels in de gevangenis van Turnhout. Op 7 oktober 1917 slaagde hij er in om met een celgenoot te ontsnappen. Hij vluchtte (met de kogels van de arrestatie nog in zijn benen en het linkerbeen acht centimeter korter dan het rechterbeen) via het Looi en het Gielsbos naar het gehucht Oevelenberg, tussen Lille en Wechelderzande. Toen hij voldoende hersteld was, keerde hij terug. Vanuit een schuilplaats in Vosselaar slaagde hij er in om met de hulp van zijn kompanen de dodendraad een laatste keer te passeren. Dat gebeurde in de buurt van De Blokken, tussen Gel en Weelde-Statie. In het gemeentehuis van Baarle-Hertog werd hij door burgemeester Henri van Gilse met zijn spectaculaire ontsnapping gelukgewenst.
Opnieuw verenigd met zijn vrouw en kinderen ging Jan Vleugels in Breda weer aan het werk. Hij sloot aan bij een dienst die met succes de revolutie onder de Duitse soldaten probeerde te bewerkstelligen. Na de wapenstilstand keerde het gezin Vleugels naar Turnhout terug.
Na de oorlog
Jan werd bij verstek tweemaal door de Duitsers ter dood veroordeeld en vervolgens vogelvrij verklaard. Hij werd na de oorlog gedecoreerd met het oorlogskruis eerste klas 1914-18. (foto)
De familie Vleugels keerde naar Herentals terug, waar zij achtereenvolgens haar intrek nam in de Vaartstraat nr. 75 en de Markgravenstraat nr. 1. Eind 1924 vertrok Jan met zijn vrouw, zijn drie kinderen en de stiefkinderen Emerence en Constant Van Steenwinckel naar Vosselaar, waar ze in de Grootheidestraat werden ingeschreven.
Later vestigden zij zich in Beerse, eerst in “Villa Martina” aan de Antwerpseweg. Deze woning was naar de jongste dochter vernoemd. Jan schilderde er fresco’s in de hal. Daarna verhuisde het gezin naar het “Hofke Tits”, aan de Gierlebaan. Vleugels kreeg in Beerse de bijnaam “den Tits”, misschien omdat hij vaak een “tits” droeg? Hiermee werd de voor het interbellum typische platte strooien hoed met een zwart lint errond bedoeld. De tits was het handelsmerk van de Franse zanger Maurice Chevalier. Of was zijn “Hofke Tits” genoemd naar een vroegere eigenaar met de familienaam Tits? In 1914 woonde er in Turnhout een dokter Franciscus Tits. Vanaf 1936 woonde Vleugels in “Villa Zonnelust”, bij het Goorken (later een siervisvijver) aan de Antwerpseweg in Vlimmeren.
Lange tijd trok de familie met drie paardenmolens doorheen de Kempen. Jan is ook bekend als auteur van twee boeken. “De rakkers der grenzen” is een autobiografisch werk en verhaalt over de gebeurtenissen aan de dodendraad nabij Baarle-Nassau. Het is een aanklacht voor de onheuse behandeling door de overheid van de oorlogshelden, die met gevaar voor hun leven honderden mensen en vele tienduizenden brieven voorbij de dodendraad hadden gesmokkeld. Dit boek verscheen in 1930 bij de drukkerij De Kinderen P.V.B.A. in Ravels. In 1978 volgde bij dezelfde uitgeverij een herziende tweede druk.
In 1934 schreef Vleugels de roman “Met oprechtheid tot herstel”, bij dezelfde firma uitgegeven. Het is een verhaal van foorreizigers, kaartlegsters, waarzegsters en “lutteurs” (kampvechters). Ook dit boek heeft een autobiografische inslag. Zowel Jan Vleugels als zijn zoon Henri traden op de kermis als worstelaar op.
Op latere leeftijd was “foorman” Jan Vleugels een verdienstelijk schilder, maar het is niet bekend of er schilderijen van hem bewaard gebleven zijn. Op 11 augustus 1944 is hij in het ziekenhuis van Turnhout (Warandestraat) gestorven ten gevolge van een letsel uit de Eerste Wereldoorlog. Een achtergebleven kogel deed zijn been ontsteken, waarna Jan aan een bloedvergiftiging is overleden. Hij was amper 60 jaar oud.
(Auteur van deze biografische nota: Herman Janssen van de Heemkundekring Amalia van Solms te Baarle-Hertog-Nassau.)
Jan Vleugels was auteur van De Rakkers der Grenzen, waarvan Studium Generale vzw in november 2012 een uitgebreide heruitgave verzorgde.